In Hongarije wonende en/of in Hongarije onroerende goederen hebbende Nederlandse en Belgische staatsburgers hebben telkens opnieuw vragen over erfrechtszaken en het opmaken van een uiterste wilsbeschikking.
De bedoeling van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad die op 17 augustus 2015 in werking trad (hierna in dit artikel te noemen: de verordening), is het om te helpen om deze kwesties te beantwoorden.
Omdat ik op basis van de consultaties met mijn klanten de indruk heb dat er op diverse internetforums nog steeds talrijke tegenstrijdige en vaak foute informaties worden gedeeld, wil ik hierbij de regels betreffende de respectievelijke erfrechtskwesties samenvatten die ook internationale juridische feitelijke elementen bevatten. Verder wil ik u op de fouten attent maken die vaak ertoe leiden dat de in Hongarije opgemaakte laatste wilsbeschikkingen van buitenlandse staatsburgers ongeldig zijn.
1. Algemene bevoegdheid en toepasselijk recht
In eerste instantie dienen de begrippen algemene bevoegdheid en toepasselijk recht te worden verklaard.
De algemene bevoegdheid betekent of er een bepaald gerechtelijk orgaan of andere autoriteit in een bepaald rechtsgeschil met meestal gedeeltelijk of volledig buitenlandse betrokkenheid mag beslissen of niet.
Met het toepasselijke recht wordt het recht van een land bedoeld dat door het bevoegde gerecht of de bevoegde autoriteit wordt toegepast.
1.1. Algemene bevoegdheid in de zin van de verordening
In de zin van art.4. van de verordening zijn de gerechten van de lidstaat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel.
/Voor de toepassing van deze verordening dient derhalve aan de term „gerecht” een brede betekenis te worden gegeven om niet alleen gerechten in de werkelijke betekenis van het woord te dekken maar ook notarissen en griffies in sommige lidstaten, die in bepaalde erfrechtzaken net zoals gerechten gerechtelijke taken uitvoeren, en ook notarissen en juridische beroepsbeoefenaren in sommige lidstaten, die in bepaalde erfkwesties gerechtelijke taken vervullen krachtens een door een gerecht gegeven volmacht./
In de zin van artikel 4 van de verordening geldt er bij een buitenlandse staatsburger met een gewone verblijfplaats in Hongarije inzake erfrecht als algemene regel dat de Hongaarse autoriteit - volgens Hongaars recht de bevoegde notaris - algemeen bevoegd is.
De regeling voor de verordening heeft de bevoegdheid slechts met betrekking tot zich in Hongarije bevindende, eigendom van de erflater zijnde onroerende goederen aan Hongaarse notarissen overgedragen. In de zin van de nieuwe regeling zijn de Hongaarse notarissen met betrekking tot de gehele erfenis (dus buitenlandse onroerende goederen, buitenlandse en Hongaarse roerende goederen en overige vermogenselementen) bevoegd.
Hier wil ik al opmerken dat de Hongaarse bevoegdheid een algemene regel is waarvan de erflater kan afwijken door het recht van een andere lidstaat te kiezen. Om de bevoegdheid in verband met de rechtskeuze te begrijpen, is het in eerste instantie noodzakelijk om het toepasselijk recht bij erfrechtszaken te verklaren.
1.2. Toepasselijk recht
In artikel 21 van de verordening is als algemene regel bepaald dat - behalve in deze verordening anders is bepaald - op de erfopvolging in haar geheel het recht van de staat van toepassing is, waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had.
Door de regels van de verordening betreffende de algemene bevoegdheid en het toepasselijk recht te interpreteren kunnen wij vaststellen dat bij erflaters die de Nederlandse of de Belgische nationaliteit bezitten en hun gewone verblijfplaats op het tijdstip van overlijden in Hongarije was, in de afhandeling van de erfenis als algemene regel de Hongaarse autoriteiten aan de hand van het Hongaarse erfrecht zullen handelen.
1.3. Rechtskeuze
Ik heb er al meerdere keren op verwezen dat de genoemde artikels van de verordening als algemene regels te beschouwen zijn waarvan de erflater kan afwijken. Artikel 22 van de verordening maakt het mogelijk dat een persoon als het recht dat zijn erfopvolging in het geheel beheerst, het recht van de staat kan kiezen, waarvan hij op het tijdstip van de rechtskeuze of op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezit. Een persoon die meer dan een nationaliteit bezit, kan het recht kiezen van een van de staten waarvan hij op het tijdstip van de rechtskeuze of op het tijdstip van overlijden de nationaliteit bezit.